Procedure tegen Boeing voor rechtbank gedeeltelijk gewonnen. Ook van belang voor ramp Enschede.
In de door ons aangespannen procedure voor de arrondissementsrechtbank te Amsterdam tegen Boeing heeft de rechtbank vonnis gewezen en in twee gevallen bedragen voor vergoeding van immateriele schade toegewezen.
Boeing had zich op het standpunt gesteld dat cliënten geen aanspraak zouden kunnen maken op vergoeding van immateriele schade. Cliënten zouden niet “direct” bij de vliegramp betrokken zijn geweest in die zin dat zij geen lichamelijk letsel hebben opgelopen en zich niet in een levensbedreigende situatie hebben bevonden. Bijzonder belangrijk is dat de rechtbank de vloer heeft aangeveegd met de stelling van Boeing dat slechts vergoeding zou kunnen worden toegekend aan mensen die tijdens het neerstorten van het vliegtuig zich bevonden binnen een straal van honderd meter (de zogenaamde Zone of Danger). Ook als er geen levensgevaar bestaan heeft kan er volgens de rechtbank geestelijk letstel zijn opgelopen door de uitzonderlijke ernst en omvang van de gevolgen van het neerstorten van het vliegtuig op twee bewoonde flatgebouwen. Ook iemand die zich buiten de gevarenzone maar toch in de nabijheid van de inslag bevond en op schokkende wijze met de gevolgen daarvan is geconfronteerd kan in aanmerking komen voor vergoeding van immateriële schade, zo heeft de rechtbank uitgemaakt.
Voor zover wij kunnen nagaan is het de eerste keer dat een rechtbank zich over een dergelijke zaak uitspreekt en duidelijk vaststelt dat er wel degelijk in een dergelijk geval sprake kan zijn van vergoeding van immateriële schade voor het ondervonden leed. Dit kan grote gevolgen hebben, met name ook voor diegenen die zich in de nabijheid van het ongeval bevonden hebben maar op grond van de eenzijdig door Boeing vastgestelde Zone of Danger – die nu dus naar de prullenmand verwezen is – geen vergoeding hebben kunnen claimen. Wel moet hier gekeken worden naar de verjaringsproblematiek waarover in individuele gevallen geadviseerd zal dienen te worden.
Overigens is het onze bedoeling om – na zoveel mogelijk overleg met cliënten – hoger beroep in te stellen. Hierbij zal met name aan de orde komen:
– aangezien wij de toegekende vergoeding te laag vinden zullen wij voor zover deze is toegekend een hogere vergoeding vorderen;
– voor zover vergoeding is afgewezen zullen wij voor betrokken cliënten alsnog vergoeding vorderen, eventueel na verkrijgen van nadere informatie van betrokken cliënten;
– voor zover materiele schade niet vergoed is zullen wij nagaan of ter zake nadere specificatie van cliënten verkregen kan worden waarna wij een en ander zullen aanvullen.
Aangezien het een principiële beslissing betreft is het uiteraard ook mogelijk dat Boeing van haar kant beroep instelt. Indien het tot een beroepsprocedure komt zal dit worden behandeld door het gerechtshof te Amsterdam en naar verwachting een jaar in beslag nemen.
Wij zijn voornemens de processtukken in hoger beroep op deze site te publiceren; houdt dit dus in de gaten.
De aldus gevormde jurisprudentie, met name de uitspraak dat ook geestelijk letsel kan zijn opgelopen door de uitzonderlijke ernst en omvang van de ramp, hetgeen ook geldt voor degenen die zich direct buiten de gevarenzone bevonden, kan ook van betekenis zijn voor de slachtoffers van de vuurwerkramp in Enschede die schadevergoeding claimen.